Ethos bij verkiezingen
Het wordt spannend, de komende tijd. Wat zullen de Tweede Kamerverkiezingen opleveren? We merken dat kandidaten van partijen over het gehele spectrum van links tot rechts over elkaar heen buitelen om de kiezer te bereiken en voor zich te winnen. Die kiezer heeft intussen bar weinig vertrouwen: in het meest recente Prinsjesdagrapport van marktonderzoeksbureau Ipsos lezen we dat één op de drie Nederlanders vertrouwen heeft in de landelijke politiek. De andere twee verwijten politici gebrek aan daadkracht op belangrijke dossiers als migratie, inflatie en klimaat en vinden dat zij meer met zichzelf en elkaar bezig zijn dan met het besturen van het land. Hoe zouden bewindslieden en volksvertegenwoordigers het vertrouwen van de kiezer kunnen herwinnen?
De Raad voor het Openbaar Bestuur heeft hiertoe bijna een
jaar geleden al een lijvig rapport het licht doen zien: Gezag herwinnen. De
conclusies van dat rapport zijn duidelijk. Om haar gezag te herwinnen – en dus
het vertrouwen van de burger – moet de overheid aan drie eisen voldoen. Zij
moet zich bekwaam tonen, dat wil zeggen dat politici en bestuurders
moeten laten zien dat ze voldoende kennis en kunde in huis hebben om
slagvaardig te kunnen optreden. De overheid moet ten tweede betrokkenheid
laten zien: dat betekent dat ze alle burgers het besef (of tenminste het gevoel)
moet geven dat ze in bestuur en beleid vertegenwoordigd worden. En tot slot moet
de overheid zich betrouwbaar tonen: ze moet laten zien dat haar handelen
een morele grondslag heeft.
Wijze woorden, gedestilleerd uit een literatuurlijst van
drie pagina’s lang. Maar de samenstellers van het rapport hadden net zo goed
even bij Aristoteles langs kunnen gaan. Die stelde namelijk al in de vierde
eeuw voor Christus vast dat het vertrouwen dat burgers hebben in al wie een
openbaar ambt bekleedt, gebaseerd is op diens ethos, oftewel waargenomen
karakter. En dat, constateerde de oude filosoof, berust op drie pijlers:
bekwaamheid, betrokkenheid en betrouwbaarheid. Voor Aristoteles is ethos één
van de drie overtuigingsmiddelen. De andere twee zijn logos, argumentatie, en
pathos, emotie. Dat ook deze twee middelen een belangrijke rol spelen wanneer
het erom gaat om burgers te overtuigen van de wenselijkheid of onwenselijkheid
van beleid, geven we grif toe, al zijn we meestal stiekem geneigd om van
onszelf te denken dat we ons door argumenten laten leiden en dat anderen zich
emotioneel laten bespelen. Maar – en ook dit had Aristoteles al scherp gezien –
zonder vertrouwen laat niemand zich overtuigen, inpalmen of opzwepen. Daarom gaat
een sterk ethos vooraf aan het toekennen van vertrouwen en gezag, en is zo van cruciaal
belang voor ieder die zich voor de goede zaak wil inzetten.
Reacties
Een reactie posten